Oude fietsen verzamelen

Voor oude Belgische fietsen: ZIE HIER ----->

BELGISCHE FIETSMERKEN
PDF – 586,1 KB 705 downloads

      Sommige mensen verzamelen dingen; het bezitten ervan schijnt een bepaalde mate van voldoening op te leveren. Er zijn echt mensen, die voor heel veel geld kleine stukjes papier verzamelen; volgens niet-filatelisten, ongevaarlijke gekken. Er zijn echt mensen die hun huis volstouwen met oorlogstuig, zoals geweren, bommen en granaten; volgens velen zeer gevaarlijke gekken. De mensheid maakt inmiddels alweer zo'n twee eeuwen fietsen; ook deze dingen ontsnappen niet aan de menselijke verzamelwoede. In het algemeen worden deze verzamelaars in de eerste categorie ondergebracht. Meestal hebben zij een voorkeur voor een bepaald merk, tijdperk of fietstype. Het zoeken heeft iets van het jagen; het vinden en verwerven is een top-beleving. Het herstellen in oude glorie is vaak een moeizaam proces, maar als het allemaal lukt, is de beloning des te groter.  Het meest gelukzalige moment voor de verzamelaar, bestaat uit goedkeurend gemompel en bewonderende blikken van lotgenoten. 

 

    Vaak zijn fietsenverzamelaars oudere mannen met interesse voor techniek, maar dat hoeft niet per se; jong en/ of vrouwelijk is helemaal geen bezwaar. Wie niet zo handig is, moet vooral veel sleutelen om die handicap te overwinnen. Alleen voor wie bang is voor vieze handen, wordt het moeilijk. Er gaat veel tijd zitten in het restauratieproces. Uitbesteden aan de fietsenmaker is financieel niet aantrekkelijk.

 

    Er waren begin vorige eeuw in Nederland tientallen fabrieken, fabriekjes en werkplaatsen met een eigen merk, zie Rijwiel.net   en https://oudefiets.nl/kenniscentrum/geregistreerde-merken/  De productie van fietsen was onderhevig aan een zware concurrentiestrijd; het samengaan of overnemen van andere fabrieken, was aan de orde van de dag. Groothandelaren hadden vaak eigen "merken" en fietsenhandelaren hadden die soms ook. Fietsen met exotisch klinkende Engelse namen werden gewoon in de winkel om de hoek gemaakt, door het plakken van een sticker op een kaal frame.  

 

    Helaas werd in de jaren zeventig de fietsenindustrie steeds minder Nederlands. Het Engelse Tube Investments had naast Raleigh, ook Gazelle in eigendom. Er bleven steeds minder Nederlandse fietsenfabrieken over. De Batavus spin-off Koga Miyata liet midden jaren zeventig als eerste alle frames en onderdelen uit het Verre Oosten komen, en deed alleen nog de assemblage. Op het einde van de twintigste eeuw zijn vrijwel alle fabrikanten die route gevolgd. Ze behoren nu tot grote internationale samenwerkende conglomeraten zoals Accell. 

 

     De fiets was in het begin van de twintigste eeuw, een belangrijke aanschaf voor de gemiddelde Nederlander. Een goede fiets kon een heel werkzaam leven mee, van de eerste werkdag tot het pensioen. In de jaren vijftig-zestig veranderde de maatschappij; brommers, scooters en auto’s werden de vervoermiddelen. De degelijke dienstfiets, die 50 jaar mee moest gaan, werd vervangen door een consumptie exemplaar, dat na tien jaar op de schroothoop belandde. De fiets werd iets voor schoolkinderen, armoezaaiers en fietsgekken. Eroba was een merk waar dat goed zichtbaar was. Tot 1966 prima fietsen, maar in de jaren daarna, supermarkt kwaliteit. Die goedkope fietsen hebben voor de verzamelaar geen waarde. 

 

     Veel oude fietsen van na 1960 krijgen dus nooit verzamelwaarde. De nieuwe ontwerpen uit de jaren tachtig, zoals de All Terrain Bikes en ligfietsen, zullen zeker verzameld gaan worden; ze zijn nu nog vindbaar en goedkoop. Van de standaard fietsen zullen alleen de topmodellen van gerenommeerde merken uit die jaren wat waarde krijgen.

 

    De Nederlandse racefietsen en semi-racefietsen uit de periode na de oorlog, waren vaak van prima kwaliteit. Helaas was in de zeventiger jaren ook hier een duidelijke verwatering merkbaar. Duizenden "gaspijp" fietsenframes werden voorzien van een krom stuur, en als "racefietsen" op de markt gezet. De typische uitwas van 'n modeverschijnsel, dat gelukkig weer snel verdween. Ook de instapmodellen uit de racelijn kregen in de jaren tachtig een racefiets-geometrie en fatsoenlijk werkende remmen en derailleurs. Er kwamen goede banden op de markt, zoals de Vredestein Racer, en goede velgen als de Mavic MA-40 en E2. Die hielpen mij eindelijk van mijn tubes-verslaving af. 

    Racefietsen van voor de oorlog zijn er nauwelijks meer. Na de oorlog ontstaat er, zeker in Amsterdam en omstreken, een bloeiende cultuur van werkplaatsen en rijwielateliers. Soms samenwerkend in een groter verband als “Locomotief”, soms als eenling, zoals Jan Nieuwenhuizen (JNA); andere bekende namen zijn RIH en JOCO. Gewoonlijk werden de fietsen gebouwd met Reynolds buizen en goed afgewerkt met top onderdelen uit die tijd. Direct na de oorlog kwamen die onderdelen hoofdzakelijk uit Frankrijk, eind jaren vijftig tot eind jaren zeventig waren ze vooral Italiaans, met Cinelli en Campagnolo als gangmakers. Eind jaren zeventig komt Japan op, met Shimano, Suntour en SR.

    Gazelle, dat in de jaren zestig laat inspeelde op de racefietsmarkt, begon met Bertus Slesker van Locomotief aan een inhaalrace. Het Champion Mondial programma was vanaf 1970, twintig jaar lang dominant in de Nederlandse wielersport kringen.

Zie: https://www.gazellechampionmondial.nl/brochures.html

Op de site  http://www.klassiekeracefiets.info/merkenlijst  vinden we uitgebreide beschrijvingen van de racefietsen uit die periode.

Een schitterende fotosite met veel Hollands glorie: rih1967’s albums | Flickr  Hieronder enige voorbeelden: JOCO (50's), Rih (60's), Remy (70's) en Gazelle (80's).

 

    WAT IS EEN OUDE FIETS WAARD?   “Wat een gek er voor geeft”, benadert het een beetje, want in Nederland is de waarde van oude fietsen laag. Voor mensen die denken met de vondst van een oude fiets in opa's schuur de jackpot te winnen, is dit misschien een teleurstelling. Als de fiets redelijk loopt, remt en bruikbare banden heeft, is €50 -100 een richtprijs voor een fiets bedoeld voor dagelijks gebruik. Voor de aanschaf van het fietstype “hoge bi” uit de jaren 1870-1890, zal men over ruime middelen moeten beschikken. De waarde van redelijk authentieke exemplaren ligt al gauw rond de €10.000. Je zit hier op een krappe, door musea en rijke verzamelaars beheerste markt. Een retro- of kopie “hoge bi” uit de twintigste eeuw rijdt misschien wel beter, maar heeft geen verzamelwaarde: echt neo-nep !  De waarde van een gewone oude fiets is beperkt; zeker op de Nederlandse markt.  Marktplaats staat vol met oude fietsen. Veel verzamelaars proberen hier dan ook hun slag te slaan. 

 

  Naarmate de fiets ouder is, kan hij echt verzamelwaarde hebben. Dan zal een verzamelaar extra werk of schade accepteren. De verkoopwaarde van de fiets neemt overigens weinig toe, want een niet rijdbare fiets, of een fiets met schade, kom je nauwelijks kwijt. Een vooroorlogs top-exemplaar met originele lak en veel originele onderdelen, kan enkele honderden euro’s opbrengen. Fietsen van na de oorlog ongeveer de helft. Misschien soms iets meer, als het precies het type en de maat is, die de koper zoekt. Er is een statusverschil tussen oude fietsmerken. Een vooroorlogse Fongers of Gazelle, is vaak duurder dan een soortgelijke Batavus of D.C.R. In sommige andere landen wordt ons rijdend erfgoed financieel meer gewaardeerd dan hier. Er is in Indonesië een verzamelhype van ouderwetse koloniale fietsen. Zeker een Fongers van voor de Eerste Wereldoorlog, kan daar duizenden euro’s opbrengen. De meeste verzamelaars vinden de waarde niet echt belangrijk; als de prijzen laag zijn, is het verzamelen makkelijker.

   Zoeken naar de leeftijd of het merk van een fiets.

 

     U heeft een oude fiets gekocht of gekregen, of gevonden; om u moverende redenen, wilt u het merk achterhalen.  Als er door oververven geen stickers meer te zien zijn, is er soms toch ergens een fietsmerk gegraveerd in een stuur of rem. Dat is een sterke aanwijzing, maar het stuur kan van de ene op de andere oude fiets overgezet zijn. Het stuk buis waar de voorvork in het frame draait, noemen we het balhoofd. Het is heel gebruikelijk dat de fabrikant of leverancier hier een metalen plaatje (of sticker) met zijn naam (1) op zet. Is hier iets af te lezen, dan is de oplossing geheel of gedeeltelijk gevonden. Als alles overgeverfd of gespoten is, kan het zijn dat de letters en /of het merkteken, in het plaatje geponst zijn en leesbaar. Is er wel iets te zien maar onduidelijk, leg er dan een papiertje op en wrijf met een zachte potlood. Zelfs minieme oneffenheden worden dan zichtbaar. Als het plaatje weg is, zijn er soms gaatjes zichtbaar waar het vastgezeten heeft. Ook de vorm van het plaatje kan als afdruk nog een aanwijzing geven. Hoe ver staan de gaatjes uit elkaar; horizontaal of verticaal? De plaatjes veranderen soms in de loop der jaren en geven dan ook weer een indicatie van de periode waarin het frame geproduceerd is.

 

   In de documentatiebank van de "Oude Fiets" vinden we veel balhoofdplaatjes van Nederlandse merken (alleen toegankelijk voor leden). In Frankrijk is er een heel uitgebreide database bij "TonTon Velo" ; uiteraard hoofdzakelijk Franse merken. De site zelf heeft veel informatie; voor Nederlandse fietsen is ook http://www.rijwiel.net/  zeker aanbevolen.

 

    De soldeerdelen bevatten ook soms merken of merktekens (2).  Soms lieten fabrieken hun merk op soldeerdelen aanbrengen, zie FIG.1 . De fabrikant Cinelli maakte naast soldeerdelen ook fietsen; de naam Cinelli kan dus op andere fietsmerken te vinden zijn. We zien dus bij de Gazelle soldeerdelen ook een bracket met beide namen; de vorkkronen zijn van BoCaMa (BCM) en de "vlinder-mannetjes" waren ook typisch Gazelle.  Ook de sluitpunt of het plaatje op de staande achtervork  bij de zadelpenklem ( "seat cluster") is vaak voorzien van een merk of logo.

 

Het framenummer (3) is vaak ingeslagen in het bracket, of de onderste balhoofdlug, of bij de zadelklem. Ook als er verder geen informatie is: er kan een jaartal in verwerkt zijn. De lengte van het nummer kan een aanwijzing geven of we met een grote fabriek of kleine bouwer te maken hebben. Zelfs de richting waarin het nummer staat kan voor de identificatie belangrijk zijn: van onder naar boven of van boven naar onder.  Het Gazelle nummer van FIG.3 heeft een cijfer te weinig en is daarom vermoedelijk niet uitgegroeid tot een frame.

 

FIG.1 Colnago bracket en lug, Eddy Merckx vorkkroon

FIG.4 Cinelli brackets vind je in tientallen fietsmerken. 

FIG.2  Gazelle soldeerdelen met het hertenlogo; Cinelli bracket en twee verschillende vorkkronen van BoCaMa (BCM). De vlindervormige soldeerstukjes voor de achtervork waren ook typisch voor Gazelle.

FIG.5 Raleigh bracket, 79mm breed, zonder schroefdraad voor 38mm inperscups, en voor ovale achtervork buizen.

FIG.3 Het framenummer werd voor solderen al ingeslagen. 

 FIG.6a /b Vicini  en Somec seatcluster (photo's  Frameteller)

 

  Een oude Franse fiets valt te herkennen door de afmetingen van de buizen (4), metrisch: onderbuis 28mm i.p.v 28,6mm ; bovenbuis 26mm i.p.v. 25,4mm. Dit is met een schuifmaat te meten. De kudde Cinelli brackets van FIG.4  is voor metrische buis; "made in France" staat erop. Op de Italiaanse versie staat "made in Italy"; dat Italiaanse bracket is 70mm breed t.o.v. 68mm voor Franse of Engelse brackets (5) . Deze indeling is vooral van belang bij naoorlogse sport- en racefietsen. Er zijn ook veel ingeperste trapassen met afwijkende maten, zoals die van de Raleigh omafiets van FIG.5.  Dit geldt zeker voor de "gebruiks-  en dienstfietsenmarkt". 

 

De schroefdraad in de trapas (6) heeft rechtse schroefdraad aan beide zijden (maar dat heeft de trapas van een Italiaanse fiets ook).  Gewoonlijk heeft de fabrikant van de trapas een aanduiding van de maat en schroefdraad in de cup geperst. Bij de "niet-aandrijfzijde" van de trapas is dat vaak redelijk af te lezen:  Italiaans is 36x24 , Frans is 35x1  en Engels (+ de rest van de wereld) is 1.37x24. 

 

Andere soldeerdelen met een merk, zijn vaak de uiteinden van voor- en achtervork (patten of padden genoemd). Bij de betere naoorlogse derailleurfietsen zijn dat meestal gesmede stalen delen van fabrikanten als Campagnolo en Shimano. De frames zijn soms voorzien van een stickertje met een merk, zoals de buizenfabrikanten Reynolds of Columbus; af en toe vinden we zelfs (ondiepe) graveringen. Naarmate een sterkere staalsoort gebruikt wordt, kan de buis dunwandiger uitgevoerd worden (en dus lichter). Omdat de soldeerdelen standaard maten hadden, is er aan de buitenkant vaak weinig van te zien.

 

    Een uitzondering is de dikte van de zadelpen (7). In de rijwielindustrie was de standaard buis 1,2mm dik; er was 0,2mm speling nodig om de pen in de buis te schuiven. De dikte van de zadelpen was dan:

28,6mm - (2x1,2mm) - 0,2mm = 26mm. Naarmate de buis dunner was, was de zadelpen dikker. Racefietsen met Reynolds of Columbus buis  hadden vaak een zadelpen van 27,2mm. De stickers van Reynolds en Columbus veranderen in de loop der tijd https://hlloydcycles.com/en-nl/collecti ... lds?page=1    

    De rijwielindustrie is een assemblage-industrie; veel onderdelen worden bij andere fabrikanten gekocht. Die toeleveranciers voorzien hun product soms ook van een jaartal of code, waarmee het productiejaar aangegeven wordt. Natuurlijk kan tijdens de levensduur van de fiets zo'n onderdeel vervangen worden door een nieuw exemplaar. Daardoor lijkt de fiets dan jonger. Het technisch zelfs mogelijk dat men een defect exemplaar, vervangt door een nog goed werkend ouder exemplaar. De datering via merk en framenummer is dus betrouwbaarder, hoewel sommige merken, zoals Raleigh, erin slagen ook daarvan een grote puinhoop te maken.  Framenummers Raleigh (een poging)  ;

een filmpje over de geschiedenis van Raleigh: https://www.youtube.com/watch?v=0KgTX1dSJjU  

Voor Nederlandse fietsen is een boekje te koop:  Dateringsboekje De Oude fiets . Sites met framenummers Gazelle  ;  framenummers RIH-Amsterdam   ;  framenummers Batavus 

Op Rijwiel.net vinden we een databank , en datering van onderdelen; zoals  Fichtel &Sachs ; Sturmey Archer  Bij Campagnolo is bovenop de achterderailleur vaak een jaartal te vinden. De jaarcodes van diverse merken race onderdelen o.a. Shimano vinden we terug op de site van  Trek   Bij demontage van een oude fiets zien we soms een naam van een fietsenfabriek verschijnen op de (trap)as. Weer een sterke aanwijzing voor het merk, maar onderdelen kunnen overgezet worden.

Vormgeving en modes veranderen in de loop der jaren en daarmee verandert ook  de wieldiameter (en banden). In de jaren '50 zien we een verschuiving van 28 inch naar 26 inch maten. Bij racefietsen zien we na 1980 de kabels voor de derailleurs onder het bracket lopen;  de schakelaars en kabelgeleding gaat dan via aangesoldeerde nokken.

DE KANS DAT U NU WEET VAN WELK MERK UW FIETS IS EN VAN WANNEER, IS NIET ZO GROOT.  

Val zeker mij niet lastig, ik verzamel geen oude fietsen en heb er geen verstand van.

 

 INFO OVER BUITENLANDSE FIETSEN:   Sheldon Brown: Framenummers Raleigh (een poging)             Franse fietsen: Tontonvelo             Belgische fietsen: https://www.dcisite.be/nl/dci-news/belgischeFietsmerken           Duitse fietsen: Welcome! - Velopedia

 Oude Amerikaanse fietsen: http://www.nostalgic.net       Engelse fietsen: Veteran-Cycle Club                Italiaanse fietsen: Paramanurbrio         USA : SCHWINN CATALOG SCANS – Waterford Precisions Cycles                          

Japanse fietsen: Classic Japanese bicycles